Wat voorafging
Aan de rand van de stad, in een wederopbouwwijk naast een polder, kon je voor de nacht inviel een scholekster horen. De schrille roep vervaagde in de richting van die duistere vlakte.
Ook was er het geluid van treinen. Van rollend staal op staal. ’s Avonds waren die treinen slechts oplichtende strepen in het egale zwart van de polder. Wist ik veel dat de eerstvolgende stad maar een minuut of vijftien verderop lag. De treinen verdwenen net als de scholeksters in de donkere leegte en zouden waarschijnlijk nooit meer worden teruggezien.
Het stadsdeel bestond uit ogenschijnlijk repeterende huizenblokken, maar binnen die herhaling bleek weinig hetzelfde. Buren hadden vreemde meubels, rare huisgeuren en merkwaardige gewoontes. Hun lampen stonden op andere plaatsen en gaven ander licht. Hun stoelen waren van bruin leer of meniekleurig corduroy. We konden het goed met hen vinden, maar ze waren anders.
De wijk was zo ingericht dat er tussen de woonblokken genoeg ruimte overbleef voor ontspanning. Grasvelden, rozebottelstruiken, jasmijnhagen en populieren. Die groeiden lekker snel. Een voetbalveld met zaterdagse voetbalveldgeluiden. Drie speeltuinen van Aldo van Eyck in de buurt. ’s Zomers werden de gemeenschappelijke tuinen gemaaid door de plantsoenendienst op groene motormaaiers. Het was gematerialiseerd optimisme onder de atoomparaplu.
In weerwil van zijn economische logica raakte in de voorbije decennia het gestapeld wonen uit de mode. De term woonkazernes diende zich aan. Ze herinnerden aan het Oostblok, en daaruit kwam niets dan angst, repressie en armoe voort. Dacht men. Bovendien stond de dwingende uniformiteit van de bouwblokken het individualisme in de weg. En individualisme is vrijheid, is althans de heersende mening.
Desondanks zijn ze er nog, die wijken. En ze zullen nog wel even blijven bestaan, want de bouwkwaliteit is best in orde. Sommige buurten vielen ten prooi aan renovatieprojecten die de oorspronkelijkheid om zeep probeerden te helpen. Pleisterwanden over baksteen. Schijnbare opluistering door nieuwe kozijnen in hinderlijke kleuren. En naar de speeltuinen van Van Eyck is het intussen goed zoeken. Te abstract misschien? Of toch gevaarlijk?
Hoe dan ook, niks is voor de eeuwigheid en nostalgie is vooral de herinnering aan een illusie.
Een paar feiten
Opgeleid aan de Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten, Grafische en Typografische Vormgeving, 1983–1988
Van 1989–1993 gewerkt in San Francisco als illustrator, daarna als grafisch ontwerper bij drie ontwerpbureaus in Den Haag, Amsterdam en Rotterdam.
Zelfstandig grafisch ontwerper vanaf 1993 voor uiteenlopende opdrachtgevers. Zie ook: www.bartdehaas.nl